Gewasbescherming

Gezonde bloemen en planten

Bloemen en planten worden met grote zorg gekweekt. Daarbij is het belangrijk dat gewassen gezond blijven, zodat ze goed kunnen groeien en bloeien. Tijdens de teelt staan bloemen en planten bloot aan allerlei ziekten en plagen, van schimmels tot schadelijke insecten. Telers beschermen hun gewassen om ze gezond te houden en verspilling te voorkomen. Dat doen ze met kennis, vakmanschap en steeds duurzamere gewasbeschermingsmiddelen, zodat bloemen en planten gezond én veilig kunnen worden geteeld.

Bronnen: Glastuinbouw Nederland (2024); MPS (2024); Royal FloraHolland (2025) 


Wat is gewasbescherming?

Gewasbescherming betekent: allereerst het voorkomen en bestrijden van ziekten, plagen en onkruiden en het beschermen van planten zodat ze gezond kunnen groeien.

In Nederland en binnen de Europese Unie gelden strenge regels voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Alleen middelen die uitgebreid getest en veilig bevonden zijn, mogen worden toegepast. Over dit onderwerp bestaat veel publieke aandacht, omdat mensen willen weten hoe veilig en duurzaam er wordt geteeld.

De sierteelt werkt volgens geïntegreerde gewasbescherming (Integrated Pest Management, IPM). Daarbij staat het voorkomen van ziekten en plagen centraal. Eerst wordt ingezet op preventie en biologische bestrijding, en pas als laatste stap op chemische middelen die onder streng toezicht worden gebruikt.

Bronnen: Ctgb (2024); Europese Commissie (2024); RIVM (2023)


Verschillende teelten, verschillende aanpakken

De sierteelt is breed en divers. In kassen zetten telers vooral natuurlijke vijanden in om plagen te voorkomen. Dat kunnen insecten zijn, zoals sluipwespen en roofmijten, maar ook micro-organismen zoals bacteriën en schimmels. In kassen wordt voor het merendeel met insecten gewerkt.

In de open teelt, bijvoorbeeld bij bloembollen of vaste planten, is de situatie anders. Daar worden juist vooral bacteriën en schimmels als biologische bestrijders ingezet, omdat nuttige insecten in de buitenlucht makkelijk wegwaaien of wegvliegen. Alleen wanneer de biologische aanpak onvoldoende werkt, wordt plaatselijk een chemisch middel gebruikt. De sector werkt actief aan groene alternatieven die net zo effectief zijn en minder belasting geven voor mens en milieu.

In andere klimaatzones, zoals in Afrika en Zuid-Amerika, spelen andere omstandigheden en plaagdrukken. Daar worden soms middelen gebruikt die in Europa niet zijn toegelaten. Veel kwekers volgen wel dezelfde internationale keurmerken als Nederlandse telers, zoals MPS, GlobalG.A.P. en Fairtrade.

Bronnen: MPS; GlobalG.A.P.; Royal FloraHolland; Koppert Biological Systems


Bewust omgaan met natuur en gezondheid

Bewust omgaan met natuur en gezondheid is iets van ons allemaal. We denken steeds vaker na over wat we eten, dragen of in huis halen, en dat geldt ook voor bloemen en planten. Die bewustwording groeit, en dat is goed. Ze zorgt ervoor dat kennis, onderzoek en praktijk steeds dichter bij elkaar komen.

Mensen maken zich soms zorgen over de invloed van gewasbeschermingsmiddelen op gezondheid, bodem en water. Die zorgen zijn begrijpelijk. Juist daarom onderzoekt en verbetert de sector voortdurend haar werkwijzen, zodat bloemen en planten op een verantwoorde manier kunnen groeien.

Binnen de sierteelt werken onderzoekers, telers en organisaties samen met onafhankelijke instituten zoals WUR, RIVM en Ctgb. Door onderzoek en transparantie wordt steeds beter zichtbaar wat er al gebeurt om risico’s te begrijpen en te verminderen.

Bronnen: RIVM (2024); Ctgb (2024); WUR (2024)


Innovatie en vooruitgang

Nederland is wereldwijd koploper in duurzame teelt. Telers gebruiken steeds vaker biologische bestrijders, en andere innovaties zoals drones en sensoren om plagen vroeg te signaleren en gericht aan te pakken. Ook werken steeds meer bedrijven met certificeringen zoals MPS-ABC, die inzicht geven in het gebruik van middelen en de milieubelasting. Daarmee behoort Nederland tot de koplopers in duurzame teelt en loopt het wereldwijd voorop in kennis en innovatie.

De ambitie is helder: in 2030 grotendeels zonder chemische gewasbeschermingsmiddelen telen. Die stap wordt mogelijk gemaakt door kennisdeling, technologische innovatie en samenwerking in de hele keten. 

Bronnen: MPS (2024); Glastuinbouw Nederland (2024); CBS (2024)

Veelgestelde vragen

Waarom gebruiken telers gewasbeschermingsmiddelen?

Tijdens de teelt van bloemen en planten kunnen ziekten en plagen grote schade veroorzaken. Denk aan insecten, schimmels of virussen die bladeren aantasten, knoppen doen misvormen of wortels verzwakken. Wanneer een plaag onbehandeld blijft, kan een teler soms (een deel van) de oogst niet meer verkopen. Dat betekent niet alleen economische schade, maar ook verspilling van grondstoffen, energie en water die al in de teelt zijn gestopt. Gewasbescherming helpt dit te voorkomen. 

Telers werken volgens het principe van geïntegreerde gewasbescherming: eerst preventieve maatregelen, dan biologische of niet-chemische middelen en pas als laatste redmiddel een gerichte chemische toepassing. Preventie begint bij resistente rassen, schoon uitgangsmateriaal, goede bodemgezondheid, hygiëne, monitoring en klimaatbeheersing. Bij plagen zetten veel telers natuurlijke bestrijders in zoals roofmijten, sluipwespen of aaltjes. 

Daarnaast moeten telers voldoen aan kwaliteitseisen van handel, exportlanden en retailers, de zogenoemde fytosanitaire eisen. Bloemen en planten mogen geen ziekten of schadelijke insecten bevatten. Gewasbescherming is daarom niet alleen noodzakelijk voor een gezonde teelt, maar ook voor voedsel- en productveiligheid en het voorkomen van internationale verspreiding van plantenziekten.

Waarom worden soms restanten van gewasbeschermingsmiddelen gemeten op bloemen?

In laboratoria kunnen extreem kleine hoeveelheden gewasbeschermingsmiddelen worden gemeten, soms tot satellietniveau (micro- of nanogram). Daarom kunnen er restanten — zogenoemde residuen — worden aangetroffen op bloemen en planten, zowel van biologische als van chemische middelen. 

Voor bloemen en planten die niet bedoeld zijn voor consumptie gelden geen MRL-limieten (Maximale Residu Limieten) zoals bij groente en fruit. Toch worden ook siergewassen streng beoordeeld. Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) kijkt bij toelating naar het risico op afveegbaar residu: de hoeveelheid middel die bij aanraking mogelijk op de huid terechtkomt, bijvoorbeeld bij werknemers in de teelt of bij bloemisten. 

Het Ctgb stelt alleen middelen toe waarvan het risico voor mens, dier en milieu veilig beoordeeld is. In de periode tussen toepassing door de teler en aankoop door consumenten neemt residu verder af door afbraak, verdamping, opslag en waterbehandeling in winkels. Volgens het Ctgb loopt de consument bij normaal gebruik (bloemen in een vaas zetten, aanraken, ruiken) geen gezondheidsrisico. 

Bronnen: NVWA, Ctgb 

Zijn restanten van gewasbeschermingsmiddelen op bloemen gevaarlijk voor mensen?

Volgens toezichthouders zoals het Ctgb en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) zijn er geen aanwijzingen dat consumenten risico lopen door bloemen of planten in huis te halen waarop toegelaten gewasbeschermingsmiddelen zijn gebruikt. Bloemen worden niet gegeten en de blootstelling via huidcontact is zeer beperkt. Bij het in een vaas zetten of ruiken aan bloemen wordt slechts een verwaarloosbare hoeveelheid residu opgenomen. 

Voor toelating van ieder middel wordt een uitgebreide risicobeoordeling uitgevoerd op basis van internationale wetenschappelijke standaarden. Daarbij wordt onder meer gekeken naar mogelijke effecten op DNA, hormoonhuishouding, vruchtbaarheid, waterkwaliteit en ecologie. Alleen middelen die voldoen aan deze eisen worden toegelaten. Middelen worden bovendien regelmatig herbeoordeeld. 

Professionals die langdurig met grote hoeveelheden bloemen werken — zoals kwekerijmedewerkers of bloemisten — volgen aanvullende hygiëneadviezen, zoals handschoenen bij intensief werk en handen wassen. Brancheorganisaties ondersteunen dit met richtlijnen (o.a. Stigas, VBW). 

Voor consumenten blijft de conclusie: normaal gebruik van bloemen vormt geen gezondheidsrisico. 

Zijn er risico's voor omwonenden?

In Nederland wordt veel onderzoek gedaan naar mogelijke gezondheidsrisico’s voor omwonenden van landbouwpercelen. Het belangrijkste onderzoek is het RIVM-programma Onderzoek Bestrijdingsmiddelen en Omwonenden (OBO). Daarbij is gemeten of stoffen terug te vinden zijn in lucht, huisstof, deurmatten en urine van omwonenden. 

Uit het RIVM-onderzoek OBO-1 (2019) bleek dat gewasbeschermingsmiddelen meetbaar waren, maar niet boven risicogrenzen uitkwamen. Het RIVM concludeerde dat er geen aanleiding is om toelatingen te beperken, maar adviseerde wel om blootstelling nauwkeuriger in kaart te brengen. Daarom loopt momenteel vervolgonderzoek OBO-2 (2023–2031), gericht op mogelijke gezondheidsrelaties, waaronder Parkinson, leukemie bij kinderen, astma, COPD en cognitieve ontwikkeling. 

De Gezondheidsraad adviseert een voorzorgsbenadering en verdere verduurzaming van gewasbescherming. De sierteeltsector onderschrijft deze lijn en investeert in technieken zoals driftreductie, precisiespuiten en IPM-maatregelen. 

Tot nu toe geven onderzoeksresultaten geen reden tot aanvullende teeltverboden of extra bufferzones, maar het onderzoek wordt actief vervolgd om maatschappelijke zorgen serieus te nemen.

Wat doen telers om het gebruik van chemische middelen te verminderen?

De sierteeltsector werkt intensief aan het beperken en vervangen van chemische gewasbeschermingsmiddelen. Het uitgangspunt is geïntegreerde gewasbescherming (IPM): preventie, biologische bestrijding en alleen chemisch als laatste stap. Meer dan 85% van de bedrijven past IPM toe.  

Duurzame stappen in de praktijk:  
✔ inzet van trillingen, geurstoffen en feromonen 
✔ gebruik van natuurlijke vijanden 
✔ resistente rassen en schoon uitgangsmateriaal 
✔ bodemverbetering, compost, biostimulanten 
✔ precisietoepassingen in plaats van volvelds spuiten 
✔ certificering zoals MPS ABC met milieu-scores voor middelen 

MPS deelt middelen in op milieubelasting (rood, oranje, groen) en ziet een sterke daling van zwaar belastende middelen.  

Daling gebruik (MPS, 2015–2024): 
🏺 potplanten wereldwijd –29% totaal, in NL –37%; zwaarste middelen NL van 7% → 0,5% 
🌹 snijbloemen wereldwijd –35%; NL –48%; zwaarste middelen NL van 8% → 2%   

Nieuwe technologie versnelt deze ontwikkeling: 
🔹 drones voor plaagmonitoring 
🔹 laserwieders tegen onkruid 
🔹 ziekzoekrobots in bollenteelt 
🔹 precisiespuittechniek met sensoren 
🔹 Milieu-Indicator Gewasbescherming (MIG) voor milieukeuzes 

Bronnen: Ctgb (2024); NVWA (2024); RIVM (2019, 2024); MPS (2024)

Veelgestelde vragen