Welzijn

Bloemen en planten doen iets met mensen

Bloemen en planten veranderen hoe we ons voelen, hoe we wonen en hoe we met elkaar omgaan. Een vaas op tafel of groen in de tuin lijkt vanzelfsprekend, maar het maakt een ruimte vriendelijker en mensen rustiger. Ze brengen balans tussen buiten en binnen, tussen mens en omgeving.

Hun aanwezigheid heeft aantoonbare effecten op ons welzijn. Ze zorgen voor rust, concentratie en positiviteit. Ze brengen mensen met elkaar in contact en maken onze leefomgeving letterlijk gezonder.


Wat bedoelen we met welzijn?

Met welzijn bedoelen we de positieve mentale en fysieke effecten die bloemen, planten en bomen hebben op mensen en hun leefomgeving. Het gaat om wat je voelt, ziet en ervaart. Daarbij spelen verschillende vormen van groen elk hun eigen rol.

  1. Bloemen brengen emotie. Ze geven kleur, plezier en aandacht. Ze spelen een rol in belangrijke momenten en versterken sociale verbinding.
  2. Planten brengen rust. Ze zuiveren de lucht, verbeteren de akoestiek en maken binnenruimtes gezonder.
  3. Bomen en stedelijk groen zorgen voor schaduw, schonere lucht, biodiversiteit en een prettige leefomgeving buiten.

Samen creëren ze plekken waar mensen zich prettig voelen en graag verblijven.


Wetenschappelijk onderbouwd

  • De positieve invloed van bloemen, planten en bomen is op verschillende manieren onderzocht. Voor bloemen gaat het vooral om emotionele en neuropsychologische effecten. Studies, waaronder onderzoek van Rutgers University, laten zien dat bloemen direct reacties in het onderbewustzijn oproepen. Ze veroorzaken spontaan een glimlach en versterken gevoelens van blijdschap en aandacht.
  • Voor planten en bomen zijn de fysieke en ruimtelijke effecten uitgebreider onderzocht. Groen in en rondom de leefomgeving hangt samen met minder stress, een lagere hartslag, betere concentratie en een gezondere luchtkwaliteit. Ook blijken groene wijken bij te dragen aan meer sociale cohesie en een prettigere woonomgeving. Deze inzichten worden bevestigd in meerdere internationale studies, samengebracht door onder meer De Groene Stad.
  • Daarnaast werkt de Plant and Flower Foundation Holland samen met Wageningen University & Research aan aanvullend onderzoek naar de emotionele en fysieke effecten van bloemen en planten. Bij dit onderzoek wordt transparant gepubliceerd over financiering, methode en resultaten, zodat de uitkomsten betrouwbaar en objectief zijn.

Bronnen: PFFH; WUR; Rutgers University; De Groene Stad


Universeel effect, lokale betekenis

Overal ter wereld zorgen bloemen voor blijdschap.
Toch verschilt de betekenis per cultuur. In Nederland worden bloemen vaak geassocieerd met gezelligheid en een gevoel van thuis. In andere landen ligt de nadruk meer op symboliek, zorgzaamheid of verbondenheid.

Wat overal hetzelfde is: bloemen en planten brengen emotie over en geven betekenis aan momenten. Ze zijn niet alleen mooi, maar dragen bij aan welzijn en contact tussen mensen.

Bronnen: PFFH (2024); WUR (2024)

In het kort

  1. Bloemen en planten hebben een aantoonbaar positief effect op ons welzijn.
  2. Ze brengen emotie, rust en verbinding in het dagelijks leven.
  3. Onderzoek bevestigt mentale én fysieke voordelen.
  4. De sector stimuleert onafhankelijk onderzoek via WUR en PFFH.
  5. Welzijn is niet alleen wat we voelen, maar ook wat we samen creëren: een leefbare, groene omgeving.

Bronnen: PFFH (2024); WUR (2024); Rutgers University (2005)

Veelgestelde vragen

Waarom gebruiken telers gewasbeschermingsmiddelen?

Tijdens de teelt van bloemen en planten kunnen ziekten en plagen grote schade veroorzaken. Denk aan insecten, schimmels of virussen die bladeren aantasten, knoppen doen misvormen of wortels verzwakken. Wanneer een plaag onbehandeld blijft, kan een teler soms (een deel van) de oogst niet meer verkopen. Dat betekent niet alleen economische schade, maar ook verspilling van grondstoffen, energie en water die al in de teelt zijn gestopt. Gewasbescherming helpt dit te voorkomen. 

Telers werken volgens het principe van geïntegreerde gewasbescherming: eerst preventieve maatregelen, dan biologische of niet-chemische middelen en pas als laatste redmiddel een gerichte chemische toepassing. Preventie begint bij resistente rassen, schoon uitgangsmateriaal, goede bodemgezondheid, hygiëne, monitoring en klimaatbeheersing. Bij plagen zetten veel telers natuurlijke bestrijders in zoals roofmijten, sluipwespen of aaltjes. 

Daarnaast moeten telers voldoen aan kwaliteitseisen van handel, exportlanden en retailers, de zogenoemde fytosanitaire eisen. Bloemen en planten mogen geen ziekten of schadelijke insecten bevatten. Gewasbescherming is daarom niet alleen noodzakelijk voor een gezonde teelt, maar ook voor voedsel- en productveiligheid en het voorkomen van internationale verspreiding van plantenziekten.

Waarom worden soms restanten van gewasbeschermingsmiddelen gemeten op bloemen?

In laboratoria kunnen extreem kleine hoeveelheden gewasbeschermingsmiddelen worden gemeten, soms tot satellietniveau (micro- of nanogram). Daarom kunnen er restanten — zogenoemde residuen — worden aangetroffen op bloemen en planten, zowel van biologische als van chemische middelen. 

Voor bloemen en planten die niet bedoeld zijn voor consumptie gelden geen MRL-limieten (Maximale Residu Limieten) zoals bij groente en fruit. Toch worden ook siergewassen streng beoordeeld. Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) kijkt bij toelating naar het risico op afveegbaar residu: de hoeveelheid middel die bij aanraking mogelijk op de huid terechtkomt, bijvoorbeeld bij werknemers in de teelt of bij bloemisten. 

Het Ctgb stelt alleen middelen toe waarvan het risico voor mens, dier en milieu veilig beoordeeld is. In de periode tussen toepassing door de teler en aankoop door consumenten neemt residu verder af door afbraak, verdamping, opslag en waterbehandeling in winkels. Volgens het Ctgb loopt de consument bij normaal gebruik (bloemen in een vaas zetten, aanraken, ruiken) geen gezondheidsrisico. 

Bronnen: NVWA, Ctgb 

Zijn restanten van gewasbeschermingsmiddelen op bloemen gevaarlijk voor mensen?

Volgens toezichthouders zoals het Ctgb en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) zijn er geen aanwijzingen dat consumenten risico lopen door bloemen of planten in huis te halen waarop toegelaten gewasbeschermingsmiddelen zijn gebruikt. Bloemen worden niet gegeten en de blootstelling via huidcontact is zeer beperkt. Bij het in een vaas zetten of ruiken aan bloemen wordt slechts een verwaarloosbare hoeveelheid residu opgenomen. 

Voor toelating van ieder middel wordt een uitgebreide risicobeoordeling uitgevoerd op basis van internationale wetenschappelijke standaarden. Daarbij wordt onder meer gekeken naar mogelijke effecten op DNA, hormoonhuishouding, vruchtbaarheid, waterkwaliteit en ecologie. Alleen middelen die voldoen aan deze eisen worden toegelaten. Middelen worden bovendien regelmatig herbeoordeeld. 

Professionals die langdurig met grote hoeveelheden bloemen werken — zoals kwekerijmedewerkers of bloemisten — volgen aanvullende hygiëneadviezen, zoals handschoenen bij intensief werk en handen wassen. Brancheorganisaties ondersteunen dit met richtlijnen (o.a. Stigas, VBW). 

Voor consumenten blijft de conclusie: normaal gebruik van bloemen vormt geen gezondheidsrisico. 

Zijn er risico's voor omwonenden?

In Nederland wordt veel onderzoek gedaan naar mogelijke gezondheidsrisico’s voor omwonenden van landbouwpercelen. Het belangrijkste onderzoek is het RIVM-programma Onderzoek Bestrijdingsmiddelen en Omwonenden (OBO). Daarbij is gemeten of stoffen terug te vinden zijn in lucht, huisstof, deurmatten en urine van omwonenden. 

Uit het RIVM-onderzoek OBO-1 (2019) bleek dat gewasbeschermingsmiddelen meetbaar waren, maar niet boven risicogrenzen uitkwamen. Het RIVM concludeerde dat er geen aanleiding is om toelatingen te beperken, maar adviseerde wel om blootstelling nauwkeuriger in kaart te brengen. Daarom loopt momenteel vervolgonderzoek OBO-2 (2023–2031), gericht op mogelijke gezondheidsrelaties, waaronder Parkinson, leukemie bij kinderen, astma, COPD en cognitieve ontwikkeling. 

De Gezondheidsraad adviseert een voorzorgsbenadering en verdere verduurzaming van gewasbescherming. De sierteeltsector onderschrijft deze lijn en investeert in technieken zoals driftreductie, precisiespuiten en IPM-maatregelen. 

Tot nu toe geven onderzoeksresultaten geen reden tot aanvullende teeltverboden of extra bufferzones, maar het onderzoek wordt actief vervolgd om maatschappelijke zorgen serieus te nemen.

Wat doen telers om het gebruik van chemische middelen te verminderen?

De sierteeltsector werkt intensief aan het beperken en vervangen van chemische gewasbeschermingsmiddelen. Het uitgangspunt is geïntegreerde gewasbescherming (IPM): preventie, biologische bestrijding en alleen chemisch als laatste stap. Meer dan 85% van de bedrijven past IPM toe.  

Duurzame stappen in de praktijk:  
✔ inzet van trillingen, geurstoffen en feromonen 
✔ gebruik van natuurlijke vijanden 
✔ resistente rassen en schoon uitgangsmateriaal 
✔ bodemverbetering, compost, biostimulanten 
✔ precisietoepassingen in plaats van volvelds spuiten 
✔ certificering zoals MPS ABC met milieu-scores voor middelen 

MPS deelt middelen in op milieubelasting (rood, oranje, groen) en ziet een sterke daling van zwaar belastende middelen.  

Daling gebruik (MPS, 2015–2024): 
🏺 potplanten wereldwijd –29% totaal, in NL –37%; zwaarste middelen NL van 7% → 0,5% 
🌹 snijbloemen wereldwijd –35%; NL –48%; zwaarste middelen NL van 8% → 2%   

Nieuwe technologie versnelt deze ontwikkeling: 
🔹 drones voor plaagmonitoring 
🔹 laserwieders tegen onkruid 
🔹 ziekzoekrobots in bollenteelt 
🔹 precisiespuittechniek met sensoren 
🔹 Milieu-Indicator Gewasbescherming (MIG) voor milieukeuzes 

Bronnen: Ctgb (2024); NVWA (2024); RIVM (2019, 2024); MPS (2024)

Veelgestelde vragen